Recensie door van Paul van der Mast
Cappella ex Occasione zong bevlogen onder de soeverein golvende armbewegingen van Ruben de Grauw. Zijn sierlijke, dansante slagen met hun eigen beeldtaal, waren zó uitnodigend dat het leek alsof hij, wadend in een ruimte die trilt van de sonoriteit, de koorklanken ter plekke schiep. Geen wonder dat het koor zich gul en zonder remmingen helemaal gaf.
Moeiteloos werd geschakeld van Schütz en Monteverdi via Britten en de breed uitwaaierende koorklanken van Schnittke naar de ‘Madrigalen voor de Stad Breda’, meesterwerk van Daan Manneke en Yvon Né, dat wat mij betreft in de canon van korenstad Breda opgenomen mag worden, zéker als de voortreffelijk voordracht van haar verzen door Yvon Né onderdeel uitmaakt van het kunstwerk. De trefzekere inkleuring (en solo!) door Dirk Luijmes op harmonium, die synthesizer avant la lettre, mag niet onvermeld blijven.
En te midden van deze zee aan klanken bleek wederom waarom Daan Manneke ‘Kapelmeester van de Ruimte’ wordt genoemd: in zijn ‘Wer sich die Musik erkiest’ zongen 4 kleine koren elkaar toe, het publiek onontkoombaar omarmend met bedwelmende akkoorden, tot in de hoogste gewelven van de Grote Kerk Breda opstijgend, zoals koormuziek eeuwen geleden in de San Marco in Venetië al geklonken moet hebben. En waarom dat stuk tweemaal werd gezongen? Het antwoord is: waarom niet!
Een mooiere afsluiting van het festival ‘Breda viert Manneke’ kan ik me niet voorstellen, met in het middelpunt een zielsgelukkige toondichter, die afsloot met de woorden: “Wat ik nu tegen u zou willen zeggen kan ik niet onder woorden brengen…”. Hij laat zijn muziek spreken, zelfs op zijn tachtigste !