Dirigent De Grauw scherpt het luistervermogen
Het meest opmerkelijke werk binnen het concertprogramma Memento – zaterdag 3 november 2018 uitgevoerd in de Sacramentskerk in Breda – is ongetwijfeld Im Gestein van de Nederlandse componist Robert Heppener. In de eerste plaats vormt het als compositie uit 1992 een contrast met het overwegend vroegere repertoire dat door kamerkoor Cappella ex Occasione en kamerorkest Archi Amici werd vertolkt. Bovendien vraagt Heppeners ‘associatieve’ muziektaal om een geheel andere luisterhouding dan bijvoorbeeld de meer bekende part-song The long day closes van Arthur Sullivan of het juist onbekende, maar ook innemende Do not be afraid van Philip Stopford die na de pauze stonden geprogrammeerd. Het was dan ook niet alleen nuttig, maar achteraf beschouwd misschien ook wel noodzakelijk dat koordirigent Ruben de Grauw Heppeners idioom binnen Im Gestein via een aantal bouwstenen vooraf voor het publiek analyseerde. Het luistervermogen werd er in ieder geval door gescherpt. Zo werd gaandeweg duidelijk dat de instrumentale clusters als ‘klanklagen’ de teksten van Paul Celan extra dimensie verleenden. Voor minder getrainde oren tussen het publiek zal de muziek op zijn minst vreemd geklonken hebben. Het aandeel van deze moeilijke compositie binnen het verder afwisselende programma zou voor hen wel eens teveel van het goede zijn geweest. Echter, aangevuld met subtiele percussiemotiefjes overwonnen koor en strijkorkest met glans deze nieuwe uitdaging. Langs elkaar schurende muzikale lagen rondom een centrale en toon-zuivere hoge noot ‘e’ hielden menig trommelvlies na afloop nog lange tijd in trilling. Ook in de openingswerken op het door tweehonderd luisteraars bezochte concert gaven koor en orkest al blijk van hun artistieke potentie. Instrumentale veerkracht en een heldere uitspraak binnen de koorpartijen kenmerkten allereerst Buxtehudes Cantate, waarna Archi Amici via het dynamisch rijkgeschakeerde Novelettes van Niels Gade – een instrumentaal huzarenstukje – nog een visitekaartje vol reliëf presenteerde. Het orkest werd daarbij aangevoerd door een stuwend op eerste viool meespelende dirigent Carlo Nabbe. De behoorlijk ruime akoestiek in de Sacramentskerk werkte in het algemeen niet in het nadeel van de podiumpresentaties. De eerder vermelde uitleg door dirigent De Grauw was door de microfoontechniek misschien niet overal goed te verstaan en een enkele uitglijder en ontstemming bij het orkest na de pauze vormden slechts schoonheidsfoutjes binnen het artistiek bekwaam opgezette palet. Voor een nog betere concentratie en beleving bij solist en bezoekers had het kerklicht bij Tsjaikovski’s Andante Cantabile voor cello en strijkers overigens wel even gedimd mogen worden. Alle concertwerken, inclusief Bachs koraalfantasie O Jesu Christ mein’s Lebens Licht als slotwerk, werden dankzij een initiatief tot samenwerken tussen beide dirigenten zorgvuldig gekozen binnen het thema ‘De Dood en het Leven na de Dood’, met afzonderlijke toelichtingen en teksten in het programmaboekje verantwoord en bewust uitgevoerd op de dag na Allerzielen. Met zijn niet overdadige directiegebaar – breed bij volle melodielijnen, alert bij ritmische accenten, scherp op teksthelderheid – manifesteerde Ruben de Grauw zich bijna twee uur lang als een organische inspirator voor koor, orkest én publiek.
Peter Korz – 4 november 2018